Hoe komen mensen tot beeldspraak? Waar komen onze metaforen vandaan en hoe werken we met ze? En wat houdt het in voor faciliteren? Om met het laatste beginnen: “het letterlijke figuurlijk te gebruiken en het figuurlijke letterlijk te nemen”. Een voorbeeld. Ik schreef net “Betekenis is voorwaardelijk.” Dat kan inhouden, dat het een voorwaarde betreft, dat het “voor waar” gehouden wordt, dat er “voor” iets “waar” gebeurde. Enzovoorts. Voor jou kan het nog iets anders betekenen. Door er serieus mee te spelen, zie je meer betekenis, meer keuzes. Door het aantal keuzes te vergroten, vergroot je het vermogen om te veranderen.
Je begrijpt wat hier moeilijk aan is. Het houdt in, dat betekenis niet eenduidig is. Dat DE betekenis niet bestaat. Dat introduceert onveiligheid, onzekerheid, en wellicht een soort onvermogen om te begrijpen. Groepen bestaan als in zichzelf gesloten systemen en geven de voorkeur aan zekerheid boven onzekerheden. Daar werkt deze methode mee.
De methode mind@work biedt de gelegenheid om met elkaar te onderzoeken, “wat er staat”, of “wat we ergens onder verstaan”. Door te werken met metaforen, beeldspraak en de onduidelijkheden te benoemen, ontstaat er meer zekerheid over wat we in ieder geval gezamenlijk begrijpen van een situatie. Daarbij berust de methode op hoe de menselijke geest werkt, je geest aan het werkt, mind@work.
Het juiste woord
Kennis, merkt Richard Feynmann op, bestaat in twee soorten: het juiste woord weten en hoe het werkt. Die eerste manier van kennis, is formele, expliciete kennis. Dat tweede noemen we wel impliciete kennis, gedragskennis of “tacit“. Je weet meer, dan je kan zeggen. Door te werken met (LEGO of andere) figuren en voorwerpen, kan je je betekenis beter zichtbaar maken. Mensen denken in beelden, in metaforen.
Alle gedachten, ideeën, uitdrukkingen bestaan ook als metafoor. Metaforen zijn inherent aan communiceren, het overdragen van wat we betekenis noemen. Het woord metafoor betekent dan ook letterlijk “over-dragen”. Formeel bestaat een metafoor uit een afbeelding (sic) van de structuur van concrete ervaringen op een structuur van abstracte klassen. De structuren hetzelfde, de inhoud verschillend. Niet toevallig is de structuur van betekenis dezelfde als die van metaforen. Bij betekenissen beeld JIJ de vorm van een object af op de vorm van de representatie. De vorm van een stoel informeert je over de stoel, die je representeert in de vorm van een woord “stoel”, als concept.