Jung leende het woord archetype (arche betekent iets als bron, oer) ondermeer van Plato om een beschrijvend woord te vinden voor het verschijnsel dat er universele beelden en symbolen bestaan. Gelijkwaardige beelden en ideeën komen bij iedereen en in alle culturen voor. In verhalen, mythes, dromen en in de werkelijkheid, herkent iedereen betekenissen als moeder, held, zelf, kind, offer, schaduw. Het lijkt alsof er een collectieve, generieke structuur bestaat van waaruit we beelden en betekenissen herkennen. Of waarvan uit de beelden ontspringen. Jung noemt archetypes “projecties vanuit het onbewuste.” Aangezien iedereen dezelfde beelden lijkt te hanteren ligt de conclusie voor de hand dat er een collectief onderbewuste bestaat dat voorafgaat aan ieder individu. Ik vermoed echter dat hier de reïficaties weer voor de voeten lopen en dat we het resultaat verwarren met het proces.“We are the Borg. Resistance is futile. You will be assimilated.”
Met het woord archetype duid ik het proces van betekenis verlenen aan en niet het resultaat. Ik illustreer de betekenis door het woord archetype te vergelijken met het woord architect. Een architect, zeggen we, maakt een huis. Maar de architect bouwt geen huis. Dat doen onder meer de metselaar, de timmerman, de loodgieter en de glazenier. Alles wat deze bouwers hebben gedaan, kan je uit het huis halen: de stenen, het hout, de leidingen, de ramen ,.. . Maar wat de architect heeft gedaan kunnen we er niet uit halen. We herkennen de hand geldt mutatis mutandis voor archetypen. We maken ‘typische’(!) betekenissen waarbij we zelf(!) de archetypen maken. In het geval van een archetype, zijn we zelf architect én bouwer. Bijvoorbeeld: alles wat een kind doet, kunnen we laten zien. Maar het archetype kind (ik laat het voorzetsel weg, wanneer ik het over archetype heb), kunnen we niet uit onszelf halen. Ook zonder dat we kinderen hebben, kunnen we ons als vader of moeder gedragen, bijvoorbeeld ten aanzien van een hond, een project of in een relatie. Alles wat we als een vader of de moeder doen, kunnen we laten zien, maar het archetype vader of moeder kunnen we er niet uit halen. Hierbij treedt dus zelfreferentie op en hebben we een paradox: we maken zelf betekenis van tekens.
Hoe komt het dat we allemaal dezelfde archetypes gebruiken? Omdat we deel uitmaken van hetzelfde systeem. Omdat we allemaal in ongeveer dezelfde omgeving zijn opgegroeid. Iedereen kent moeder, omdat iedereen als kind met moeders heeft kennis gemaakt. Maken maakt het gebruik. Overal schijnt de zon, dus iedereen heeft een schaduw. Iedereen verzamelt de bouwmaterialen voor het bouwen van je-zelf al doende in de Universe of Discourse (in Hoofdstuk 1 ga ik verder op dit begrip in). Omdat die collecties uit dezelfde materialen bestaan, lijkt het alsof een collectief onderbewuste ons voorziet van beelden en betekenissen, inclusief archetypen. U behoort zelf tot het collectief, we behoren tot het collectief. Dit is het punt waar ik even naar de Borg moet verwijzen. In de TV-serie StarTrek Voyager, bestaan de Borg uit een collectief van geassimileerde rassen en volkeren. Daarbij gebruiken ze robot- en nanotechnologie om andere rassen te assimileren. Gebruik van het woord assimileren is pijnlijk correct. In de ontwikkelingspsychologie van Jean Piaget staat assimilatie voor het incorporeren van wat waargenomen wordt in een bestaand ‘handelings’ schema. Borg leven in wat een hyve, een bijenkorf genoemd word. Hun uitspraak is verwant aan die van de Vogons uit Adam’s The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy.
Meer over paradoxen: waar paradigma paradox ontmoet
Meer over archetypen: archetypen
Meer over kaart van werkelijkheidsopvattingen: de kaart
Meer over leiderschap: leiderschap, ladders en relaties
Meer over 4C-model: communiceren, confidentie, commitment en coöperatie