Oranje

Charles de Moncy - 1Bij een score tussen 14 en 22 kan begeleiding nuttig zijn. Vraag bijvoorbeeld een collega of een ervaren iemand van een andere afdeling te sparren. Bereid in ieder geval de belangrijke punten goed voor.

Wat wilt u daar bereiken? Hoe wilt u dat doen? Welke alternatieven heeft u? Schrik niet van weerstand, weerstand is nodig om te kunnen bewegen. Probeer eens een indirecte benadering, dat wil zeggen niet gelijk naar uw doelen werken, maar eerst inventariseren hoe de deelnemers de situatie ervaren.

Mogelijkheden:
– Maak een draaiboek. Schrijf daarin de vragen die je wilt stellen helemaal uit.
– Over vragen stellen:

  • Geen dubbele vragen (“wat zijn de voor en tegens van …?”);
  • Geen ontkenningen in vragen (“wat willen we niet dat er gebeurd?”);
  • Geen beoordeling in vragen. Gebruik die tijdens de evaluatie. (“wat is het beste idee voor …”)
  • Leg vragen NIET uit (dat maakt de verwarring alleen maar groter). Herhaal ze hoog uit. Wanneer iemand een vraag niet begrijpt, laat hem of haar zelf een uitleg geven en vraag de deelnemers te helpen;
  • Schrijf de vraag ALTIJD helemaal uit. Jij kent de vraag, maar voor de deelnemers is deze nieuw. Hun snelheid van verwerken is ongeveer de snelheid waarmee jij schrijft;
  • Het antwoord op een goede vraag is: “ik weet het niet!”. Dus schrik niet, wanneer mensen in eerste instantie geen antwoord hebben;
  • Geen commentaar op ideeën (“oh, wat een leuk idee”); geef commentaar op het proces (“we gaan hard”, of “wow!”)

– Oefen altijd je vragen: welke mogelijke antwoorden? Hoe te ordenen? Stel de vraag bij om haar tegelijkertijd ruim en precies te maken.
– De beweging is: divergeren —> verwerken —> convergeren —> kiezen —> divergeren.
– Let op je ademhaling. Wanneer je gejaagd bent, worden deelnemers gejaagd. Hou je rustig.