Tijdens de bespreking van het idee viel me op dat bijna van zelf de verschillende vragen van Byron Katie (The Work), naar voren kwamen. Byron Katie heeft een werkelijk sublieme methode ontwikkeld om je gedachten – met name wanneer je in de put zit – te onderzoeken.
1. Is het waar?
2. Kun je absoluut weten dat het waar is?
3. Hoe reageer je, wat gebeurt er, wanneer je die gedachte gelooft? (de variant die ik geleerd heb luidt: kan je één positief argument bedenken om die gedachte te handhaven)
4. Wie zou je zijn zonder de gedachte?
De 5e stap is de cruciale: de omkering.
Deze werkwijze heb ik ook gebruikt bij intervisie en bij sessies waarin ik dreigde vast te lopen. Ik kom er later op terug.
Jan-Joost staat kritisch, betrokken en creatief in het leven en denkt en zegt regelmatig: “dat zeggen ze nu wel, maar het is volgens mij niet waar”. Vanuit de betrokkenheid – in termen van relatie – is dat te waarderen. Inhoudelijk ben ik het eens met de jury: het gebruik van een ontkenning om een positieve boodschap te bewerkstelligen is problematisch.
- Je kan “niet” niet communiceren
- Het kan ouder-ouder of ouder-kind scripts oproepen
- Het is een oordeel, een mening, geen feit
- Waarheid bestaat niet
Je kan “niet” niet communiceren
Hiermee bedoel ik te zeggen dat je wel “niet” kunt zeggen, maar dat je niet “niet” kunt doen. Elementair Watzlawick. Inhoudelijk zeg je niet, maar in gedrag doe je wel. Je doet altijd wel wat. In mijn favoriete tv-programma The Dog Whisperer laat Cesar zien dat wanneer je een hond iets “niet” wil laten doen – niet agressief zijn, stoppen met op en neer hollen – dat niet werkt door “Nee!” te zeggen, aan de riem te trekken, te muilkorven. Het “niet” doen zit altijd in de mensen, de hondenliefhebber zelf, die iets “niet” doet: rekening houden met het feit dat een hond alleen gedrag herkent. En je kunt je niet niet gedragen. (De paradoxale interventie die Cesar toepast is overigens ook interessant: een hond aanraken waar hij of zij het niet verwacht. Door het lichaam te verrassen, doorbreek hij de mentale fixatie). De kracht van onze taal zit in het feit dat we het woordje “niet” hebben, – als we niet niet zouden hebben, zouden we het moeten uitvinden – maar wanneer je het gebruikt verzwak je jezelf.
Het kan ouder-ouder of ouder-kind scripts oproepen
Als facilitator streven we ernaar dat deelnemers met elkaar als volwassenen communiceren. Dat houdt onder meer in dat we zeggen wat we voelen, gewaarworden, denken, menen op een manier die anderen uitnodigt mee te doen. We willen – en dat kwam op deze i-team avond ook aan bod – dat mensen naar elkaar luisteren, belangstellen in elkaar. “Ik ben onderweg naar u toe“, zei iemand over een initiatief om het klagen over de trein te verminderen. Wanneer we “niet” zeggen, roepen we ofwel kinderachtig gedrag (welles – nietes -welles – nietes – ..) op ofwel ouder gedrag (“ik ben het niet met u eens, want ….”). In beide gevallen wordt er niet naar de ander of naar elkaar geluisterd. In het eerste geval maken we lawaai en in het tweede geval zijn we met onze eigen gedachten bezig. Ik wil niets zeggen, maar …hetgeen te bewijzen was.
Het is een oordeel, een mening, geen feit
Niets is wat het lijkt. Wanneer we een oordeel over iets hebben, hebben we de neiging dat als iets absoluuts te zien. We beoordelen de situatie, trekken een conclusie en zeggen “zo is het”. Dit gedrag is belangrijk in levensbedreigende situaties. Dan moeten we snel oordelen en handelen. Maar we hebben de neiging dit ook te doen in situaties waarin we niet onder druk staan. Het gevolg daarvan is, dat we onszelf onder druk zetten. Want we handelen op basis van het oordeel en daarmee maken we het oordeel reëel, echt. Of in ieder geval niet van echt te onderscheiden. Ook dit kan ik illustreren met de hondenfluisteraar: Cesar handelt zonder oordeel. Hij straft niet, beloont niet – niet in eerste instantie – en geeft ook steeds aan de honden eerst te negeren. Niet zeggen hoe lief ze zijn, of bestraffen wanneer ze ondeugend zijn. Door zonder oordeel te handelen, kan je zien wat er is. De enige waarheid is wat er is. Daarom – denk ik dan – noemen we het ook waarnemen. Een oordeel als “dat is niet waar”, maakt het moeilijk om waar te nemen. Of het waar is of niet (let op het tertium non datur).
Waarheid bestaat niet
En daarmee zijn we bij het vierde bezwaar: de waarheid bestaat niet. Leo Vroman dichtte: “sommige dagen van het jaar, is alles wel eens waar” naar aanleiding van twee gedachten die hij had. In de wetenschap hebben we aangetoond dat de waarheid van iets niet te bewijzen is. Alleen of iets niet waar is, is te bewijzen. En dat is precies het gevraagd kritische vermogen: welke vragen kunnen we stellen om in een gesprek datgene te bespreken wat speelt? – ik zou bijna zeggen, wat er is, maar er is maar één ding, dat is het gesprek, of beter gezegd, spreken, luisteren, communiceren. De concrete acties om Nederland beter te maken gaan eigenlijk allemaal daarover: het faciliteren van gesprekken.