Tijdens de werkgroep Midden-Nederland van de IVAP besprak Ine de persoonlijkheidstypes van Jung, zoals ze door Myers-Briggs zijn bewerkt tot de MBTI. In het boek van Jung lees ik de worsteling die hij gevoerd heeft om de begrippen onder woorden te krijgen. De MBTI en soortgelijke persoonlijkheidstests spreken aan. Ik heb een rapport waarin er meer dan 100 met elkaar vergeleken worden. En ze lijken ook allemaal op elkaar. Ine en ik gebruiken de tests alleen maar om mensen iets te leren over hun relaties met elkaar, niet om competenties te ontwikkelen – dat gaat van zelf – of de geschiktheid voor een functie te bepalen – soms is er behoefte aan hetzelfde, soms aan iets anders. Wat de MBTI voor mij interessant maakt is ten eerste de illustratie van het begrip archetype en ten tweede het zelfreferend karakter (gebruik van het woord karakter is intentioneel).
Eerst het begrip archetype. Iedereen is anders, we verschillen allemaal van elkaar. Maar we lijken ook op elkaar. De verschillen komen wel uit eenzelfde bron. Voor die bron gebruikt Jung het toen ook bekende woord archetype, het eerste, oorspronkelijke type. Een archetype (Grieks: αρχη begin, bron) is de indruk van een model dat ten grondslag ligt aan een type. Het is het typische type, dat wat een type tot type maakt. We vinden het woord ‘arche’ terug in monarch, de enige geest, ofwel de koning, en architect. Ik beschouw het als een genererend proces, zoals een architect een huis ontwerpt, ‘werpt’ een archetype een type in de werkelijkheid (het zijn). Vergelijk het werk van de architect met dat van de bouwers: de timmerman, de metselaar, de loodgieter. Deze bouwen het huis, waarbij alles wat deze hebben bijgedragen, uit het huis gehaald kan. Het houtwerk, het metselwerk, de leidingen. Alleen wat de architect heeft gedaan, kan niet uit het huis gehaald worden. Dat is het “typische” van de architect. Toch kunnen we het waarnemen, als een soort virtueel beeld. Zo is het ook met het ‘type’ van een proces, een situatie of een mens. We kunnen er van alles uit halen, behalve de archetypes. En wie haalt het eruit? Dat ben je zelf. Degene die beschouwt, waarneemt, oordeelt, oordeelt, neemt waar, beschouwt. Daarmee wil ik zeggen dat je zelf de architect bent van je waarneming: je bouwt zelf de waarneming. Daar kan je alles uithalen wat je wil, het verleden, je karakter, je werk, en al die dingen kunnen anderen ook zien. Alleen het archetype kan je er niet uithalen.
Hierdoor lijkt het alsof het archetype buiten onszelf bestaat en Jung postuleert dan ook een collectief onderbewuste om dit te verklaren. Kinderen, kunstenaars en dromers hebben op de een of andere manier rechtstreeks contact met dit onderbewuste, terwijl volwassenen, werkers en denkers dat niet, of in mindere mate hebben. Omdat de types universeel zijn, overal op de wereld voorkomen, kan het bijna niet anders of er bestaat een collectief onderbewuste dat de types voortbrengt. De verleiding is groot omdat te accepteren, maar ik vermoed dat het simpeler is. De archetypes ontstaan bij het maken van onderscheid, het maken van verschil. Ze ontstaan “van zelf”, in de wisselwerking van het waarnemen, verschil maken, voortbrengen. Het archetypische zelf, het ongrijpbare zelf, bestaat omdat ik besta. En in mijn bestaan maak ik onderscheid en verschillen. Omdat iedereen dat doen, iedereen hetzelfde werk doet (leven: geboren worden, opgroeien, ontwikkelen, aftakelen en dood gaan), zijn de archetypes waaruit we putten hetzelfde. Omdat het werk in het verleden niet anders is dan in de toekomst, kunnen we het archetype ook niet verwerken: het lijkt eeuwig, onveranderlijk en ook daardoor numineus. Er is zeker sprake van een collectief onderbewuste, maar het is geen collectie buiten ons, die altijd bestaan heeft, maar het zijn alle min of meer dezelfde collecties, verzamelingen van het werk dat we allemaal doen: leven in een werkelijkheid.
Daarom komen de verschillende tests grosso modo met elkaar overeen: ze verschillen alleen in wat ze uit de archetypes halen. Het archetype bestaat niet, in de zin van dat we het in zijn of haar zuivere vorm kunnen aanschouwen (misschien met uitzondering van de flits van herkenning wanneer we één zijn met de wereld, maar dat is een persoonlijk ervaren wat we wel willen delen, maar niet kunnen). Het meisje – bijvoorbeeld het Melkmeisje of het Meisje met de Parel (symbool van de wedergeboorte, het ei) van Vermeer – bestaat niet. Maar ieder meisje heeft “iets” en dat “iets” is het archetype dat we waarnemen, maar niet kunnen verwerken.
Tenslotte zal het duidelijk zijn wat ik waardeer aan het zelfreferend karakter van de MBTI. De dames voegden een vierde dimensie toe aan de drie door Jung beschreven: je voorkeur voor de functie die je gebruikt. Dit is de laatste letter van het type, J (Judging, oordelen) of P (Perceiving, gewaarworden). Deze letter verwijst naar één van de twee voorgaande typische categorieën (oordelen of gewaarworden), naar wat op de voorgrond en wat op de achtergrond zit, in relatie met de attitude, de eerste letter (E, extrovert of I, introvert). Deze Möbiusdraai, deze twist maakt het onmogelijk de MBTI eenduidig te duiden – de karakteristieken staan niet los van elkaar – en in veel gevallen worden bij een uitleg andere woorden gebruikt, alsof we op die manier de paradox kunnen vermijden. De verklaring, denk ik dan, is dat we zelf de architect zijn van ons eigen leven en het werker doen om dat leven te maken. Het is een inclusief of: we zijn zowel de architect als de bouwer, maar niet tegelijkertijd. We switchen gemakkelijke van de ene positie naar de andere en denken dat ze onafhankelijk van elkaar zijn. Het is een tertium-non-datur.
We zijn het zelf die ons karakter vormen. Hoewel gebouwd op gegevens: de genen en je omgeving, je moet ergens beginnen, werken we doorlopend aan ons zelf. Om te worden die we al waren bouwen we wie we zullen zijn.